Geschiedenis van het landgoed Wouwse Plantage
  

           
  
                Graag neem ik u mee in een chronologisch overzicht van
                de geschiedenis van het landgoed Wouwse Plantage:

                   
                    Vòòr 1503: De streek geologisch-historisch bezien

Tot ongeveer 1200 was zo goed als alles hier om ons heen veenmoeras.
Dit behoudens de wat hoger gelegen zandheuvels in zowel het geologisch deelgebied de Baronie als de Brabantse Wal.
Deze hoger gelegen gebieden gaven gelegenheid tot het ontstaan van kleine dorpjes zonder natte voeten te krijgen en tot het op betrekkelijk kleine schaal cultiveren van de direct omringende 'woeste' zandgronden tot landbouwgrond.
Zowel Wouw als Huijbergen zijn goede voorbeelden van dergelijke dorpjes, die beiden  in ieder geval een archiefvermelding hebben in respectievelijk 1232 en 1263.

In het omringende veenmoeras heeft vanaf 1250 eeuwenlang veenafgraving voor de turfwinning plaatsgevonden.
Dat betrof evenzo het huidige gebied of toch een deel van het landgoed, getuige het feit dat turfvaart de Zoom pal langs de oostgrens van het bosgebied loopt.
De Zoom werd in dezelfde tijd -de 13e eeuw- gegraven en loopt noordwaarts tot aan de Wouwse Tol om daar vervolgens linksaf te slaan naar (de haven van) Bergen op Zoom.
Allengs verlenging van de Zoom is vermoedelijk van latere datum, aangezien de turfwinning in en rondom de Wouwse Plantage heeft plaatsgevonden vanaf 1477.
De Zoom loopt tot de Belgische grens om daar over te gaan in de Spillebeek,
De Spillebeek die in de loop der tijd een meer natuurlijke loop heeft verkregen, gaat kort daarna over in de Oude Moervaart.

Een turfvaart diende twee doelen:
Enerzijds als afwatering om het veenmoeras enigzins droog te leggen, anderzijds om de turf zelf, te vervoeren naar in dit geval Bergen op Zoom.

De Zoom heden ten dage
aan de oostgrens van het landgoed
Wouwse Plantage.

Als alle turfvaarten nog breed genoeg zouden zijn
en voldoende water bevatten,
is het in principe mogelijk om
volledig te 'turfvaren' van
Roosendaal naar Bergen op Zoom via Essen.

Moet een mooi boottochtje zijn...

De tot het zand afgegraven veengebieden als ook de hoger gelegen zandgronden, die niet werden gecultiveerd tot landbouwgrond, veranderde van nature in heidevlakte of zandverstuiving.
Zo komen we terecht in het voor het landgoed belangrijke jaar 1504.


                            1503: Het 'landgoed' wordt geboren onder de Heer Jan III van Glymes
                                                                 

In het jaar 1503 gaf de heer van -de toen nog heerlijkheid- Bergen op Zoom in de persoon van Jan III van Glymes opdracht om bos aan te planten op de (ontstane) heidevlakte die we nu dus kennen als het landgoed Wouwse Plantage.
Uit geschiedbeschrijving lijkt deze opdracht voornamelijk uit het oogpunt van houtproductie ingegeven te zijn.

Jan III van Glymes
(1452-1532)


Tot voor kort en voor zeer lange tijd werd steeds aangenomen dat de aanplant in het jaar 1504 werd begonnen.
Totdat Kees Hoendervangers van onze heemkundekring in september 2011 op een rekening stuitte in het gemeente-archief van Bergen op Zoom.
Daaruit mogen we aannemen dat de aanplant een jaar eerder is begonnen, om precies te zijn op 20 mei van dat jaar.
Toch wel een interessante ontdekking.
Naar idee van Kees is de misvatting wellicht onstaan door een verkeerde chronologische inbinding van de rekeningen.
Deze gaan van 1501 naar 1502, naar vervolgens 1504 en dan weer terug naar 1503.



De rekening bosaanplant 20 mei 1503
Bron: gemeente-archief Bergen op Zoom


Met de aanleg van bos was de plantage een feit.
Aanleg van bossen als deze met als oogmerk de oplevering van hout, kennen we nu onder het begrip productiebos.
De Wouwse Plantage is in die zin het oudst bekende productiebos, gevolgd door het Mastbos bij Breda (1516).

Jan III van Glymes sloeg met zijn opdracht in feite twee vliegen in één klap.
Twee vliegen in één klap omdat buiten de houtproductie, de bosaanplant er ook voor zorgde dat de ( mogelijkheid tot) zandverstuivingen zich niet al te zeer uitbreidden en de tot landbouwgrond gecultiveerde gronden die in de buurt lagen, zouden kunnen bedreigen.

Er was tot slot wellicht nog een derde reden voor de bosaanplant.
Naast de houtproductie en het tegengaan van zandverstuiving leverde het bosgebied op termijn natuurlijk ook een prachtige warande op: een jachtgebied voor de heer.
Tot dat moment golden voornamelijk het Bergse Bos en de bossen rondom het voormalige kasteel Borgvliet als warandes.

Er is voorts niet erg veel bekend omtrent de duur en omvang van de bosaanleg vanaf 1504.
Meer is bekend vanaf 1541.

  
          1541: Bosuitbreiding onder Markies Anton van Glymes, diens weduwe
                                               en de rol van de Wilhelmieten
                                                     

Vanaf het jaar  1541 werd  in opdracht van de markies van Bergen op Zoom Anton van Glymes het bosgebied nog verder uitgebreid.

Anton van Glymes (1500-1541) Dit is het wapen dat u op de achtergrond
ziet bij Anton van Glymes.
Het wapen van het Markiezaat.


Bergen op Zoom was inmiddels in 1533 door Karel V van heerlijkheid tot markgraafschap (ofwel markiezaat) verheven.
Anton van Glymes was daarmee de eerste markies.
Veel heeft Anton  van de bosuitbreiding niet meegemaakt.
Hij overleed namelijk nog in datzelfde jaar op 27 juni in de leeftijd van 41 jaar.
De plannen tot bosuitbreiding werden voortgezet door zijn weduwe Jacqueline van Croy.
Zij was aangesteld als regentes, totdat hun zoon Jan IV Glymes oud genoeg was om de taken als Markies van Bergen op Zoom
over te nemen.
Jan IV nam die taak op zich vanaf  22-jarige leeftijd in 1550.


Jan IV van Glymes
(1528 - 1567)


Om de plannen daadwerkelijk ten uitvoer te kunnen brengen moest echter eerst overdracht van de grond aan het Markiezaat door de Wilhelmieten plaatsvinden.
De Wilhelmieten hadden het gebied tussentijds in bezit gekregen.
Deze kloosterorde, opererend vanuit hun klooster in Huijbergen, heeft een zeer belangrijke en vooral lange rol gespeeld in de ontwikkeling van het gebied rondom Huijbergen en de Wouwse Plantage.
Zij komen al in beeld als zij in 1277 in Huijbergen een klooster stichten en de streken rondom Huijbergen in eigendom geschonken kregen.
Schenking vond plaats door Arnold van Leuven, toen Heer van Breda en gehuwd met de zuster van de voormalige heer van Breda, Hendrik V.
Het echtpaar Leuven stond bekend om hun vrijgevigheid aan kloosters in de vorm van uitgifte van gronden aan kloosters.
In onze nabije streek had net een paar jaar eerder in december 1275 een gelijksoortige kloosterschenking plaatsgevonden die de gebieden Oud-Gastel, Oudenbosch en Hoeven betrof.

De Wilhelmieten zijn in hoge mate verantwoordelijk geweest voor ontginning van de 'woeste' gronden rondom Huijbergen.
De noeste arbeid die daarmee gepaard ging, paste uitstekend in hun sobere levensstijl.
De ontginning en cultivering ten zuiden van Huijbergen is zelfs vele eeuwen later 'gensbepalend'  tussen Nederland en België geweest.
In 1847 is een einde gekomen aan het Wilhelmietentijdperk van 570 jaar in Huijbergen.



Willem van den Bergh - de laatste Wilhelmiet in Huijbergen


Overdracht van het bosgebied werd op 20 september 1541 bezegeld en het restant van dat jaar 1541 alsmede het gehele jaar 1542 werd voortvarend gebruikt om uitbreiding van het bos en aanleg van dreven te realiseren.
Tevens is er dan voor het eerst sprake van bebouwing op het terrein.
Er werd een boerderij opgericht, bestaande uit een woonhuis met schuur, een paardenstal en een schaapskooi.
Ook werd een fontein aangelegd.

Na afronding van de werkzaamheden wordt -daargelaten de formele overdracht van het landgoed op de Markiezin- het beheer uit wellicht allerlei praktische redenen in 1543 toch weer in handen gegeven van de Wilhelmieten.

Veertien jaar na de nieuwe aanplant was er in het jaar 1557 voor het eerst sprake van houtopbrengst uit het bos.
 In dat jaar vond de eerste kap en derhalve de eerste echte houtproductie plaats.

Met het overlijden van de prior van de Wilhelmieten in 1560 tenslotte, kwam ook weer een eind aan het beheer door de Wilhelmieten.
Er werd een pachter gevonden voor de in 1542 opgerichte boerderij, die tevens een taak had in onderhoud van het bosgebied.


                            1568 - 1648: De Wouwse Plantage tijdens de Tachtigjarige oorlog.

Het is u wellicht bekend dat de Tachtigjarige Oorlog desastreuze gevolgen had voor het ons omringende Brabantse platteland.
Onbeschermd als de dorpen waren, vielen zij meermaals ten prooi aan de plunderende Spaanse troepen.
De dorpelingen wilden het oorlogsgeweld ontvluchten, werden gedood tijdens plunderingen en vernielingen of vielen ten prooi aan allerlei ziektes die meegebracht en verspreid werden.
Plunderingen door de Spaanse troepen  vielen eveneens ten deel aan de boerderij op de plantage
Zo kreeg de boerderij ongewenst bezoek in het jaar 1583 en werd daarbij volledig geplunderd.
Inderdaad, het jaar 1583.
Dit jaar was werkelijk een rampjaar voor Brabant.
Het is het jaar dat de Spaanse troepen definitief waren doorgedrongen tot in Brabant, tal van belegeringen plaatsvonden en een spoor van totale vernietiging achtergelaten werd.
Ook de belegering van het Kasteel van Wouw vond in dat jaar plaats. (zie:ook de website Kasteel van Wouw)
Het is ook specifiek vanaf dit jaar dat onze dorpen voor een tiental jaren zo goed als compleet verlaten zijn geweest.



Beleg van het Kasteel Wouw in 1583
Zoals u bovenin kunt lezen:
'Die Belegerung des Hauses WOUDE, nitt weit von Bergen auf Zoom Anno Dni 1583 am 9 und 10 mey'
ofwel:
De belegering van het Kasteel van Wouw, niet ver van Bergen op Zoom, in het jaar des heren 1583 op 9 en 10 mei.


Na de plundering van de boerderij in 1583 is er jaren later sprake van enig herstel en wordt de boerderij met bos omstreeks 1614 opnieuw verpacht.
Evenwel van betrekkelijk korte duur…
Tijdens het beleg van Bergen op Zoom in 1622 krijgt de boerderij opnieuw ‘bezoek’ van Spaanse troepen, maar wordt deze keer zelfs volledig vernield.
Daarmee raakt ook het bosgebied verder in verval en dat bleef zo tot het eind van de Tachtigjarige oorlog in 1648.

Overigens was er net voor de Tachtigjarige Oorlog in het jaar 1567 ook al sprake van een incident in de vorm van ongenode gasten op  het terrein en vernieling van de fontein.
Dat waren dan geen Spaanse troepen, maar een groep Geuzen in nasleep van de veldslag in Oosterweel nabij Antwerpen op 13 maart 1567.
De naam veldslag mocht dat misschien niet hebben.
Het had meer het karakter van een ware slachtpartij onder de Geuzen, die niet waren opgewassen tegen het Spaanse leger en tegen de verwachting in, ook geen hulp kregen van Willen van Oranje vanuit Antwerpen.
Wellicht dat hier sprake was van een restantgroep huiswaarts kerende Geuzen die de dans bij Oosterweel waren ontsprongen en het landgoed doorkruisten.

Ik spreek hier overigens  over het jaar 1567 als het jaar net voor de Tachtigjarige Oorlog.
Sommigen zijn van mening dat de slag bij Oosterweel het feitelijke begin vormde van de Tachtigjarige Oorlog.
Het feit dat het begin meest wordt gekoppeld aan de slag bij Heiligerlee in 1568 zou meer gelegen zijn in het feit dat men ‘geschiedkundig’ langdurige, meerjarige oorlogen pleegt af te ronden op tientallen.
Maar laat ik hierover niet al te zeer uitwijden en me beperken tot de geschiedenis van het landgoed zelf…

We gaan dan ook vervolgens naar het jaar 1649


                               1649-1758: Herstel van het bos na de Tachtigjarige oorlog


Meteen na het einde van de Tachtigjarige oorlog werd Maria Elisabeth II van den Bergh in 1649 als Markiezin van Bergen op Zoom ingehuldigd.


Maria Elisabeth II
van den Bergh (1613-1671)

Zij  was het die in de jaren 1652-1654 opdracht gaf tot herstel van de door de oorlog gehavende plantage.
In 1665 vervolgens,  kwamen de Wilhelmieten uit Huijbergen weer in beeld.
Zij kregen in dat jaar het vruchtgebruik van de plantage in handen, nadat de markiezin niet in staat bleek een eerder aangegane schuld bij deze kloosterorde af te lossen.
Het vruchtgebruik door de Wilhelmieten veranderde allengs in een claim tot bezit van het volledige bosgebied, hetgeen leidde tot allerlei juridische procedures met vooral ook Wouw.
Hoe het ook zij, ten langen leste verminderde de invloed van de Wilhelmieten op het bosgebied, maar ook de invloed in algemene zin die zij al die eeuwen in en om Huijbergen hadden uitgeoefend.

In 1758 komt de plantage wederom in bezit en beheer van het Markiezaat met als gevolg wederom uitbreiding van het bosgebied vanaf 1759.

                                                                                                                            

         1759 - 1761: Uitbreiding van het bos in opdracht van de laatste Markies van Bergen op Zoom

In de jaren 1759-1761 is er sprake van nieuwe aanplant van bomen en verdere uitbreiding van het bosgebied.
Het geheel kreeg de naam Nieuwe Plantage.
Opdracht tot de nieuwe uitbreiding werd gegeven door Karel Philip Theodoor  van Palts-Sülzbach als (laatste)  markies van Bergen op Zoom.
Karel Th. van Palts-
Sulzbach (1728-1799)


                                  1780-1788: Reconstructie onder rentmeester Henri Adan

Nog ten tijde van de markies vinden in de periode 1780 tot 1788 nogmaals aanzienlijk en belangrijke wijzigingen plaats onder regie van een telg uit de beroemde landmetersfamilie Adan, Henri Adan, die als rentmeester was aangesteld.
In deze tijd werd ook bebouwing gerealiseerd op de plaats die we heden tendage kennen als het Plantage Centrum en waar zich dus ook de tegenwoordige bebouwing bevindt.
Er werden twee arbeidershuisjes gebouwd in 1786, gevolgd door een schuur in 1788.
Henri Adan is verantwoordelijk voor de nieuwe, geometrische indeling van het landgoed.



luchtfoto met de geometrisch lopende paden
De geometrische paden zijn bestraat met kasseien.
Deze bestrating is echter van veel latere datum.

Hieronder het relaas van Paul Asselbergs uit Bergen op Zoom, die daar indertijd nauw bij betrokken was.

                                                     HERKOMST KASSEIEN:

Vanaf 1971 was ik vele jaren werkzaam bij Staatsbosbeheer als districtshoofd Natuurbehoud in West-Brabant.
Een zeer interessante en veelzijdige baan: aankoop en beheer natuurgebieden, planologie, Natuurschoonwet en ruilverkavelingen (tegenwoordig heet dat landinrichting).
De tegenstellingen tussen ‘de landbouw’ en ‘de natuur’ waren in die tijd erg groot, veel groter dan thans.
We trokken als natuur- en cultuurbeschermer meestal aan het kortste eind.

In de zeventiger jaren kreeg ik o.a. te maken met de voorbereiding en uitvoering van de ruilverkaveling Kruisland-Wouw.
Ik moest zien te bereiken dat de aanbevelingen, gedaan door de (officiële) Natuurwetenschappelijke Commissie (NWC) zoveel mogelijk werden uitgevoerd.
Eén van die aanbevelingen was het behoud van de ‘kasseiwegen’ in Kruisland.
Ik herinner mij de namen: Goorhoekseweg en Grote en Kleine Spellestraat.
Er was één heel bijzondere kasseiweg bij: aan beide buitenkanten lagen kasseien, in het midden klinkers.
De NWC vond dat heel bijzonder.
Dit zou wijzen op een later beklinkerd deel, dat voorheen zand was t.b.v. de paarden.
Een boer zei echter dat dat grote onzin was.
De kasseien waren gewoon op en de weg werd verder met klinkers verhard.

Ik verloor de strijd voor het behoud. “Kasseien zijn niet meer van deze tijd”, zo zei men toen al.
De boerenkarren met appels of ander fruit schokten te veel waardoor schade aan het fruit ontstond.
Ze moesten dus weg en er kwam asfalt voor terug.

Wat later werd er nog wel even gesproken over een goede bestemming voor de keien, maar dat moest ‘de natuurbescherming’ dan maar oplossen (betalen).
In die tijd had ik regelmatig contacten met landgoedeigenaren en ook met beleidsambtenaren van het ministerie van CRM.
Wat gebeurde??
Ik kreeg geld los, maar liefst 150.000 gulden.
Na begrotingen, inschrijvingen e.d. werd uiteindelijk landgoed Dassenberg voorzien van een lange toegangsweg (hobbelige zandweg werd bestraat) en
ook het centrum van landgoed Wouwse Plantage werd bestraat.
Respectievelijk voor 90.000 en 60.000 gulden.

Paul Asselbergs - augustus 2015


                                              1795-1798: Einde van het Markiezaat

Aan het eigendom van het landgoed door de Markies, als ook aan het Markiezaat zelf, zou al snel een einde komen.


In 1795 vond de (herhaalde) Franse inval  (1794) plaats, die hun idealen van de Franse revolutie kwamen uitdragen.


Het landgoed werd door de Fransen onteigend en in 1798 overgedragen aan de Bataafse republiek onder  Franse bezettting om in 1814 overgedragen te worden aan de staatsdomeinen der Nederlanden.


                            1814-1839: Beheer door de Staatsdomeinen der Nederlanden.



Na het einde van de bezetting door de Fransen in 1814, werd het landgoed overgedragen aan de Nederlandse domeinen, ofwel beheert door de Nederlandse domeinen.
Vlak voor vertrek van de Fransen werd in december 1813 een departement van Domeinen in het leven geroepen, samen met een raad en rekenkamer, een aantal inspecteurs en rentmeesters.
Dit om het beheer te regelen van de door de Fransen eerder geconfisceerde goederen, domeinen en rechten.
In de periode 1814-1818 waren in Noord-Brabant 24 rentmeesters actief met domeinbeheer.
Daar waar veel goederen en/of rechten terug belandden bij de voormalige eigenaren, bleef het landgoed Wouwse Plantage in beheer van de (Staats-)Domeinen der Nederlanden als onderdeel van het ministerie van financiën.


                                        1839 - 1895: Particulier bezit: Familie de Caters.

In 1839 kwam het evenwel tot een openbare verkoop van het landgoed door de overheid.
Ter delging van staatsschulden was het landgoed geregistreerd in de amortisatie-kas en later bij het amortisatie-syndicaat onder het ministerie van financiën.
En staatsschulden waren er.
De (met succes) onafhankelijkheidsstrijd van België gedurende de jaren 1830-1839 deden Koning Willem I blijkbaar diep in de buidel tasten.

Het landgoed leverde beperkte inkomsten op voor de Staat en werd daarom verkocht op 12 augustus 1839 in logement de Roskam.
Er was sprake van een jaarlijkse opbrengst uit vooral de verkoop van hout van zo'n fl 4.000,-.
Logement de Roskam dient niet verward te worden met het niet al te ver van de Wouwse Plantage gelegen café de Roskam (tegenwoordig pannenkoekenrestaurant) in Heerle aan de Bergsebaan, maar het betrof een etablissement aan de Varkensmarkt in Roosendaal (tegenwoordig Bloemenmarkt).



Aldaar werd door notaris Gerardus.Adrianus Backx uit Roosendaal een domeinveiling gehouden met het landgoed als inzet.
Het werd gekocht door Adriaan Feber uit Bergen op Zoom voor de somma van fl.120.100,-.
Deze Adriaan Feber bleek vervolgens op te treden namens Baron Petrus Josephus de Caters uit Antwerpen / Merksem.
Baron de Caters, een telg uit een rijke bankiersfamilie in Antwerpen, bleek ook een voorliefde te hebben voor planten.
In die hoedanigheid van plantenkenner stichtte hij de Koninklijke Tuin- en Landbouwmaatschappij van Antwerpen (KTLMA).
Misschien dat deze belangstelling in planten ook een rol heeft gespeeld bij de aankoop van het landgoed, maar het is natuurlijk ook niet ondenkbaar dat het geheel als een (gezonde, buitenlandse) investering werd gezien.

De baron zelf, woonde met zijn echtgenote en twee zonen op de Catershoeve in Merksem en gebruikte het landgoed als buitenverblijf.
Zij verbleven hier veelal in de zomermaanden.
Ik verwijs u ook graag naar de beknopte genealogie van de familie de Caters.


(kern van)
het familiewapen
van
de Caters
(mag voor zich
spreken)



                                                                 Bebouwing landgoed.

Baron de P.J. de Caters liet in 1845 in het plantagecentrum op de plaats van de eerdere bescheiden bebouwing een herenhuis bouwen, dat we nu ook als het kasteel kennen.

Het herenhuis / kasteel werd gebouwd in 1845.

Deze foto dateert van omstreeks 1890, derhalve nog voor de verbouwing door Emsens in 1895-1896



De bouw van het herenhuis in 1845 werd gaandeweg gevolgd door allerlei bijbouw. zoals de grote boerderij, de Prinsenhof, de boerderij, Driehuizen, het jachthuis, de houtzagerij, het appelhuisje en het sleutelgathuis.
Op het einde van deze pagina vindt u een foto-impressie met een nadere beschrijving.

Omstreeks 1850-1855 komt het beheer in handen van de zoon Constatin, die natuurlijk erg veel voor het dorp Wouwse Plantage heeft betekend.
Later kunt u daar meer over lezen op onze website.
Tot slot zijn het de zonen Raymond en Edouard van Baron Constatin de Caters, die het landgoed na de dood van hun vader in 1884 in beheer hebben gekregen.
Dit, totdat er slechte tijden aanbraken voor bankiersfamilie de Caters...


                   Particulier bezit: Emsens / Jansen de Limpens / Speeckaert (periode 1895 - heden)

In 1895 komt het landgoed in bezit van Paul Emsens, eveneens uit België en rijkelijk zijn sporen verdiend als industrieel.
Hij verkrijgt het landgoed voor het bedrag van ruim fl.300.000,- uit openbare verkoop, omdat het niet goed ging met de bankzaken van de familie de Caters.


(met dank aan Chr.Kerckhaert)

Eén van de eerste acties van Paul Emsens was verbouwing van het kasteel in 1895-1896.
Het kasteel was inmiddels niet meer in al te beste staat van onderhoud.
Er werd onder meer een achtkantige toren aangebouwd en de buitenmuren werden gepleisterd. (later wit geschilderd)

Het is hoe het kasteel er tegenwoordig uitziet.





Buste van Paul Emsens 1851-1927



(1):
Paul Emsens krijgt het landgoed in zijn bezit in 1895.
Na zijn overlijden in 1927 wordt na een tiental jaren omstreeks 1938 het landgoed onder zijn drie kinderen verdeeld.

(2):
Dochter Helene, gehuwd met Albert Jansen de Limpens, krijgt het het deel met het Plantage-Centrum in haar bezit.

(3):
Dochter Germaine krijgt het oostelijk deel van het landgoed in gelijke grootte in haar bezit.
Dat deel is daarna onder haar 5 kleinkinderen verdeeld, waarvan èèn zich heeft teruggetrokken.
Op dit deel van dit landgoed bevindt zich onder meer een grote villa.

(4):
Zoon René erft een kleiner zuidelijke deel aan de andere kant van de Plantagebaan.
Het wordt (althans de grond) al vrij snel aan de gemeente Wouw verkocht.

(5) en (6):
Eigendom en beheer van het landgoed gingen van Helene Jansen de Limpens-Emsens over naar haar zoon Paul en haar   
dochter Annemarie.
Het dagelijks beheer vond plaats door Paul, samen met zijn zwager Albert Speeckaert.

(7):
Nu dan tenslotte, is het landgoed in bezit van NV Wouwse Plantage.
Jonkheer Eric Speeckaert, zijn broer Thierry en zijn zus Mary-Anne zijn eigenaar/aandeelhouders: de achterkleinkinderen van Paul Emsens.

Als rentmeester voor het dagelijks beheer is daarbij nu Christine Kerckhaert aangesteld.


                                                        Foto-overzicht van de gebouwen:




 De zogenaamde grote boerderij bevindt zich rechts van het kasteel

en is gebouwd in het 4e kwartaal van de 19e eeuw





De Prinsenhof is door Baron de Caters gebouwd in 1871 ten behoeve van boswachter Prinsen.

Het dak is voorzien van eternit leien, hetgeen anders dan de rest, 

mag worden toebedicht als uitgevoerd door de heer Paul Emsens.





De bouw van deze boerderij werd door de Baron gerealiseerd in het 4e kwartaal van de 19e eeuw.

Ook hier mag worden verondersteld dat het dak met Hollandse pannen is vernieuwd door Paul Emsens.





Ook de 'Drie Huizen' dateert uit het 4e kwartaal 19e eeuw. Het betreffen dienstwoningen.



Het Jachthuis, of beter gezegd de Herberg, dateert van omstreeks 1875. 

(volgens de rijksmonumentenlijst)

Het verhaal gaat dat baron de Caters het gebouw op een expositie in Antwerpen in 1887

heeft gekocht en naar het landgoed heeft laten verplaatsen.

Het gebouw deed ten tijde van de baron inderdaad dienst als herberg.

De heer Emsens vond de aanloop van omwonenden als ook bezoekers wel erg oplopen

en veranderde de bestemming van het gebouw in jachthuis.

De heer Emsens heeft echter wel het hotel net buiten het dorp Wouwse Plantage

in de bocht aan de Plantagebaan laten bouwen.






De houtzagerij dateert van 1895.  Er is lange tijd weinig of geen onderhoud aan dit gebouw gepleegd,

maar het werd begin jaren 80 geheel opgeknapt door de werkgroep zagerij van

Heemkundekring de Vierschaer.

Op onze website vindt u meer over deze werkgroep.





Ook het zogenaamde Appelhuisje dateert van ergens uit het 4e kwartaal 19e eeuw.

Het gebouw fungeert nu als dienstwoning, maar was van origine een paardenstal.





Het Sleutelgathuis tenslotte, is ook gedateerd in het 4e kwartaal van de 19e eeuw.

Zoals u wellicht ziet, dankt het zijn naam aan de sleutelvormige omlijsting van het raam.





                                                             2011: Tot slot

Zoals u hebt kunnen lezen, een werkelijk rijke geschiedenis van het landgoed.


Haal die geschiedenis nog eens in u op als u door de bossen van het landgoed Wouwse Plantage wandelt,


of wanneer u het landgoed zelf in het Plantagecentrum mag bezoeken.


Ik verzeker u:                                           


het geeft bovenop al het mooie wat er al is, een extra dimensie...

Toon Schijven,

namens,


"De Vierschaer"